Er zijn momenten in een mensenleven waarop je niet langer kan doen alsof.
Momenten waarop de façade begint te barsten.
Niet om je te beschamen, maar om je te bevrijden.
Voor mij kwam dat moment een paar jaar geleden.
Geen dramatische scène, geen groot afscheid, geen radicale explosie.
Maar een stille keuze die bijna onopvallend begon: ik wilde niet langer overleven, ik wilde leven.
Tot dan toe stond mijn lichaam veertig jaar lang in dezelfde stand: alert, gespannen, zoekend naar gevaar dat er allang niet meer was.
Het soort waakzaamheid dat je niet kiest, maar dat zich in je vastzet.
Het soort bestaan waarin je wel verdergaat, maar nooit echt tot rust komt.
De taal van een lichaam dat te veel heeft gedragen
Wie mij vandaag ontmoet, ziet een vrouw die zacht spreekt, bedachtzaam observeert en haar eigen tempo volgt.
Maar wie mijn verleden kent, weet dat die zachtheid niet zomaar ontstaan is.
Jarenlang was er geen rust, geen veiligheid, geen binnenkant die mocht ademen.
Trauma had mij geleerd om sneller te reageren dan ik kon voelen.
En soms klonk dat in mijn stem.
Niet als boosheid.
Niet als agressie.
Maar als een schreeuw die eigenlijk fluisterend had willen zijn.
Wanneer ik gekwetst werd, wanneer een oud litteken geraakt werd, wanneer het verleden zich plots voor mij zette, kwam er een kracht naar boven die ik zelf niet begreep.
Een reflex. Een beschermingsmechanisme.
Roepen was geen keuze. Het was mijn overlevingssysteem dat het overnam.
De buitenwereld hoorde volume.
Ik voelde wanhoop.
Een laatste, rauwe poging om gehoord te worden.
Pas later begreep ik hoe diep dat mechanisme verankerd zat.
Hoe trauma niet alleen mijn woorden, maar ook mijn stem kan vervormen.
De keuze die alles veranderde
En toen kwam die stille dag, bijna onopgemerkt, waarop iets in mij verschoof.
Ik werd wakker met een vreemde helderheid, een moment van besef tussen twee ademhalingen door:
“Ik wil dit niet meer. Ik wil niet langer leven in reflexen die mij niet dienen.”
Vanaf daar begon een andere weg.
Geen spectaculaire transformatie, maar een reeks kleine, eerlijke confrontaties met mezelf.
Momenten waarop ik ontdekte dat ik zachter kon zijn dan ik ooit had gedurfd.
Dagen waarop ik voelde dat stilte niet langer bedreigend was.
Ochtenden waarop ik merkte dat mijn lichaam niet meer onmiddellijk naar spanning greep.
Ik leerde opnieuw ademen.
Ik leerde opnieuw voelen.
Ik leerde opnieuw aanwezig zijn in een lichaam dat al veertig jaar op de vlucht was.
Bijna twee jaar op weg – maar deze keer écht onderweg
Vandaag is het bijna twee jaar geleden dat ik die andere weg koos.
Twee jaar waarin ik mezelf opnieuw heb opgebouwd, niet vanuit kracht, maar vanuit zachtheid.
Twee jaar waarin ik heb ontdekt dat ik niet meer hoef te vluchten voor mijn eigen emoties.
Twee jaar waarin rust geen vreemd concept meer is, maar een plek waar ik vrijwillig naar terugkeer.
En tegelijk ben ik eerlijk: ik ben nog niet klaar voor liefde.
Niet omdat ik het niet wil.
Niet omdat ik niet geloof dat ik het verdien.
Maar omdat mijn lichaam nog in een ander ritme leeft dan mijn hoofd.
Wanneer iemand mij omhelst, hoor ik soms nog de oude stem die fluistert:
“Hij wil vast iets terug.”
Wanneer er een meningsverschil dreigt, voelt mijn lichaam nog de spanning die zegt:
“Pas op, dit kan fout aflopen.”
Mijn lichaam kent die weg nog te goed.
Het leert langzaam af.
Maar het is nog niet zover.
Solitude als medicijn
Voor het eerst in mijn leven kies ik nu bewust voor stilte, rust, eenvoud.
Geen isolement, maar solitude: een bewuste, voedende vorm van alleen zijn.
Een plek waar ik niet hoef te pleasen, niet hoef te bewijzen, niet hoef te anticiperen op wat er mis kan gaan.
Hier, in deze zelfgekozen stilte, genees ik van veertig jaar altijd “aan” staan.
Hier leer ik opnieuw wie ik ben zonder angst.
Hier leg ik laag na laag het pantser af dat ooit noodzakelijk was, maar nu zacht mag smelten.
Mensen zeggen wel eens dat het leven opnieuw begint wanneer je veertig wordt.
Misschien zit daar iets in.
Maar voor mij begon het niet op mijn leeftijd, maar op het moment dat ik koos:
“Ik wil leven zoals ik echt ben.”
En hoewel ik nog onderweg ben, hoewel sommige stukken nog schuren, hoewel bepaalde reflexen nog niet klaar zijn om los te laten…
ligt er in mijn verhaal een rust die veertig jaar lang onmogelijk leek.
Leven in het nu – een glimp van mijn dagelijkse praktijk
Vandaag ziet mijn leven er anders uit dan ooit tevoren.
Het is geen spektakel, geen grootse prestaties, geen harde overwinningen.
Het is de kunst van het kleine, het zachte, het bewuste. Ik leef in het nu.
Niet in het verleden dat mijn lichaam nog voelt, niet in de toekomst die ik niet kan controleren, maar in dit moment dat zich telkens weer aandient.
Ik combineer inzichten uit het boeddhisme en de stoïcijnse filosofie: ik observeer, ik laat los, ik accepteer.
Gedachten die me vroeger overspoelden, neem ik nu waar zonder te oordelen.
Emoties die me vroeger in paniek brachten, voel ik zonder mezelf te verliezen.
Het is een oefening in mildheid, in aanwezigheid, in het niet voortdurend handelen om iets te vermijden of te beheersen.
Ik lees om mezelf te ontdekken, mezelf tegen te komen, mezelf uit te dagen.
Elk boek, elke pagina, is een spiegel die me helpt mijn patronen te zien, mijn reflexen te begrijpen, mijn hart te voelen.
En ik schrijf om te reflecteren, om stil te staan bij wat ik ontdek, om woorden te geven aan wat nog geen stem had.
Het papier wordt een veilige ruimte waarin ik mezelf ontmoet, zacht en eerlijk.
Mijn dagen zijn gevuld met momenten van stilte: een kop koffie in de ochtend, een wandeling in de natuur, een ademhaling die ik bewust volg. Ik plan niets groots, ik jacht niets na, en toch voelt alles rijk, vol en betekenisvol.
Het is een leven dat langzaam groeit uit de overlevingsmechanismen van veertig jaar, een leven dat eindelijk van mij is.
Dit is hoe ik nu leef. Met aandacht, met zachtheid, met aanwezigheid.
Een leven dat nog steeds in opbouw is, maar dat elke dag een beetje meer van mezelf wordt.
Reactie plaatsen
Reacties